De zondeval van de mens verstoorde de relatie tussen God en mens. Zie Genesis 3. De rechtvaardigheid van God vereist dat de zonde wordt bestraft met de dood. Toch wil God in Zijn genade bij Zijn volk wonen (‘tabernakelen’).
Het volk Israël mag leven in een verbondsrelatie met Hem. Hierover lees je in het Bijbelboek Exodus.
God maakt het mogelijk dat de zondige mens tot Hem nadert in de tent (tabernakel) waar Hij aanwezig is. Dat kan alleen in de weg van de offerdienst. Verzoening mag symbolisch plaatsvinden door het leven van een dier of dieren te offeren. Het bloed – waarin het leven zetelt – van het dier wordt gestort in plaats van het bloed van de mens. Deze dierenoffers zijn echter slechts een voor-afbeelding van de definitieve verzoening van de zonde, die door het offer van Jezus is bewerkt.
‘Zie het Lam van God, Dat de zonde van de wereld wegneemt!’ Johannes 1 vers 29.
Het offer van Jezus maakt het mogelijk dat God door de Heilige Geest permanent in Zijn volk woont. Het lichaam van een gelovige in Jezus Christus is
'een tempel van de Heilige Geest’.
1 Korinthe 6 vers 19.
Onderdeel van de offerdienst was de jaarlijkse Grote Verzoendag (Yom Kippur). Een belangrijk moment van de Grote Verzoendag is verbeeld op het schilderij. De twee bokken samen zijn een zonde-offer, en vormen een type of voorbeeld van Jezus, op Wie God
‘de ongerechtigheid van ons allen heeft doen neerkomen’.
Jesaja 53 vers 6.
Het bloed van de eerste bok – het bewijs dat de zonde is bestraft – wordt door de hogepriester voor en op het verzoendeksel gesprenkeld in de heiligste ruimte van de tabernakel: het ‘Heilige der Heiligen’. Voor God.
De tweede bok wordt – beladen met de zonden van de Israëlieten – de woestijn in geleid, buiten het kamp, om daar te sterven.
Jezus moest ook buiten de poort van Jeruzalem lijden en sterven, als een onreine,
‘buiten de legerplaats’.
Hebreeën 13 vers 12 en 13. ’Want Hem Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid van God in Hem’ .
2 Korinthe 5 vers 21.
De hogepriester droeg op de Grote Verzoendag alleen het heilige linnen onderkleed. Niet de prachtige ambtskleding die hem onderscheidde van de priesters. Op die manier heeft Jezus Zijn hemelse heerlijkheid ook afgelegd. Hij heeft Zich vernederd en de menselijke natuur aangenomen om het unieke offer van Zijn leven te brengen als een verzoening voor onze zonden.
‘En Hij is voor allen gestorven, opdat zij die leven, niet meer voor zichzelf zouden leven, maar voor Hem Die voor hen gestorven en opgewekt is’.
2 Korinthe 5 vers 15.
Het volk moest zich op de Grote Verzoendag verootmoedigen (zich nederig opstellen, vernederen) voor God. En op die manier deelnemen aan de zonden-belijdenis die door de hogepriester Aäron werd uitgesproken.
Zie Leviticus 23 vers 27 tot en met 29.
De hogepriester representeerde het volk. Als hij zijn handen op de kop van de bok legde, werd de zonde (de ongerechtigheid van het hele volk) symbolisch op het dier gelegd. Daarna werd het dier voor de ogen van het volk weggeleid. Op die manier werd elke Israëliet persoonlijk bij de verzoening betrokken.
De Brits puriteinse predikant Erskine zei: ‘Er is een gekruisigde Christus voor allen beschikbaar. Maak gelovig gebruik van Hem.’
Jesaja 53 vers 11b:
'Door de kennis van Hem zal de Rechtvaardige, Mijn Knecht, velen rechtvaardig maken, want Hij zal hun ongerechtigheden dragen’.Hebreeën 9 vers 28:
'Zo zal ook Christus, Die eenmaal geofferd is om de zonden van velen weg te dragen, voor de tweede keer zonder zonde gezien worden door hen die Hem verwachten tot zaligheid’.1 Johannes 1 vers 8 en 9:
‘Als wij zeggen dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf en is de waarheid niet in ons. Als wij onze zonden belijden: Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid'.