Terug naar overzicht

God selecteert Gideons leger

Richteren 7:5

En hij liet het volk afdalen naar het water. Toen zei de HEERE tegen Gideon: Iedereen die het water met zijn tong oplikt zoals een hond likt, die moet u apart zetten, en iedereen die zich op zijn knieën bukt om te drinken eveneens.

Volledige bijbeltekst

Richteren 7 vers 1 tot en met 8

1 Toen stond Jerubbaäl (dat is Gideon) vroeg op, met al het volk dat bij hem was. Zij sloegen hun kamp op bij de bron Harod, terwijl het kamp van Midian ten noorden van hem lag, achter de heuvel More, in het dal.
2 En de HEERE zei tegen Gideon: Het volk dat bij u is, is voor Mij te talrijk om Midian in hun hand te geven. Anders zou Israël zich tegen Mij kunnen beroemen en zeggen: Mijn eigen hand heeft mij verlost!
3 Welnu, roep toch ten aanhoren van het volk:
Laat wie bevreesd is en beeft, terugkeren en zich naar het gebergte van Gilead haasten! Toen keerden er uit het volk tweeëntwintigduizend man terug, zodat er tienduizend overbleven.
4 Daarop zei de HEERE tegen Gideon: Het volk is nog te talrijk. Laat hen afdalen naar het water; daar zal Ik hen voor u uitzuiveren. Zo zal het gebeuren: van wie Ik tegen u zal zeggen: Deze mag met u optrekken – die mag met u optrekken. Maar al degenen van wie Ik zal zeggen: Deze mag niet met u optrekken – die mag niet mee optrekken.
5 En hij liet het volk afdalen naar het water. Toen zei de HEERE tegen Gideon: Iedereen die het water met zijn tong oplikt zoals een hond likt, die moet u apart zetten, en iedereen die zich op zijn knieën bukt om te drinken eveneens.
6 Het aantal van hen die met hun hand het water naar de mond brachten om het op te likken, was driehonderd man. Maar heel de rest van het volk had zich op hun knieën gebukt om water te drinken.
7 Toen zei de HEERE tegen Gideon: Door de driehonderd man die gelikt hebben, zal Ik u verlossen en Midian in uw hand geven. Laat daarom al het overige volk weggaan, ieder naar zijn woonplaats.
8 Zij namen de proviand van het volk en hun bazuinen met zich mee, maar al de overige mannen van Israël liet hij gaan, ieder naar zijn tenten. De driehonderd man hield hij echter bij zich. En het kamp van Midian lag beneden hem, in het dal.’

Uitleg bij dit schilderij

In de tijd waarin Gideon leeft, doet Israël ‘wat slecht was in de ogen van de HEERE.’ (Richteren 6 vers 1) Daarom geeft de HEERE hen over in de hand van de Midianieten, die het land jaarlijks plunderend en vernielend doortrekken, zeven jaar lang. ‘Toen riepen de Israëlieten tot de HEERE.’ (Richteren 6 vers 6) Die zendt daarop een profeet die de Israëlieten eraan herinnert dat de HEERE hen heeft verlost uit Egypte, en hen het land Kanaän heeft gegeven. En dat zij de verbondsrelatie met Hem niet mogen minachten door afgodendienst. Zie Deuteronomium 28 vers 15. Toch wordt Gideon door de HEERE geroepen om Israël te verlossen uit de hand van Midian. Hij zegt tegen Gideon: ‘Omdat Ik met u zal zijn, zult u Midian verslaan alsof het maar één man was.’ (Richteren 6 vers 16)
Eerst krijgt Gideon de opdracht om het altaar dat zijn vader aan de afgod Baäl heeft gewijd af te breken, en een altaar voor de HEERE te bouwen. Vervolgens wordt de strijd tegen de Midianieten voorbereid. Het leger van 32.000 man dat Gideon verzamelt, is te talrijk in de ogen van de HEERE. Het mag niet zo zijn dat Israël zou kunnen zeggen: ‘Mijn eigen hand heeft mij verlost!' (Richteren 7 vers 2)
Gideon moet degenen die bevreesd zijn voor de strijd wegsturen. Tweeëntwintigduizend mannen vertrekken; tienduizend blijven er over in het kamp op het Gilboa gebergte. In Gods ogen nog steeds teveel. Gideon moet het volk laten afdalen naar het water van de bron Harod, en de mannen die daarvan drinken door het water met de hand naar de mond te brengen, worden uitgekozen. Een legertje van driehonderd man blijft over. Zo’n klein legertje lijkt kansloos tegen de talrijke Midianieten, maar God is met hen!
Het besef dat het God is die verlost, blijkt ook in andere situaties in het Oude Testament:
1 Samuel 14 vers 6: ‘Jonathan nu zei tegen de knecht die zijn wapens droeg: Kom, laten wij oversteken naar de wachtpost van deze onbesnedenen; misschien zal de HEERE voor ons werken, want het is voor de HEERE niet te moeilijk om te verlossen, door veel of door weinig mensen.’
De gemeente van Christus in onze tijd kent een geestelijke strijd tegen alle geestelijke vijanden van God. Ook in deze strijd wordt de overwinning door Gods hulp behaald:
Romeinen 8 vers 31: ‘Als God voor ons is, wie zal tegen ons zijn?’

Stel een vraag over dit schilderij

{{ errors.first("field_10") }}
{{ errors.first("field_11") }}
{{ errors.first("field_12") }}
{{ errors.first("privacy") }}
Download gratis de afbeelding