Terug naar overzicht

David tot koning gezalfd

1 Samuel 16:13

Toen nam Samuel de oliehoorn en zalfde hem te midden van zijn broers. En de Geest van de HEERE werd vaardig over David vanaf die dag en voortaan. Daarna stond Samuel op en ging naar Rama.

Volledige bijbeltekst

1 Toen zei de HEERE tegen Samuel: Hoelang rouwt u om Saul, die Ík immers verworpen heb, zodat hij geen koning over Israël meer zal zijn? Vul uw hoorn met olie, en ga op weg; Ik zend u naar Isaï, de Bethlehemiet, want Ik heb een koning voor Mij gezien onder zijn zonen.
2 Maar Samuel zei: Hoe kan ik daarheen gaan? Saul zal het horen en mij doden. Toen zei de HEERE: Neem een kalf van de runderen met u mee en zeg: Ik ben gekomen om de HEERE een offer te brengen.
3 Dan moet u Isaï voor het offer uitnodigen en zal Ik u te kennen geven wat u doen moet: u moet voor Mij zalven die Ik u zeggen zal.
4 En Samuel deed wat de HEERE gesproken had en kwam in Bethlehem. Toen kwamen de oudsten van de stad hem bevend tegemoet en zeiden: Is uw komst met vrede?
5 Hij zei: Met vrede; ik ben gekomen om voor de HEERE een offer te brengen; heilig u en kom met mij naar het offer. Hij heiligde Isaï en zijn zonen en nodigde hen uit voor het offer.
6 En het gebeurde, toen zij kwamen, dat hij Eliab zag en dacht: Deze is vast en zeker voor de HEERE Zijn gezalfde.
7 Maar de HEERE zei tegen Samuel: Kijk niet naar zijn uiterlijk en ook niet naar de hoogte van zijn gestalte, want Ik heb hem verworpen. Het is namelijk niet wat de mens ziet, want de mens ziet aan wat voor ogen is, maar de HEERE ziet het hart aan.
8 Toen riep Isaï Abinadab en hij deed hem voorbij Samuel gaan, maar hij zei: De HEERE heeft ook deze niet uitgekozen.
9 Daarna liet Isaï Samma voorbijgaan, maar hij zei: De HEERE heeft ook deze niet uitgekozen.
10 Zo liet Isaï zijn zeven zonen voorbij Samuel gaan, maar Samuel zei tegen Isaï: De HEERE heeft dezen niet uitgekozen.
11 Toen zei Samuel tegen Isaï: Zijn dit al de jongens? En hij zei: De jongste is nog achtergebleven; zie, hij weidt de schapen. Samuel zei tegen Isaï: Stuur een bode en laat hem halen, want wij zullen niet rond de tafel gaan zitten, totdat hij hier gekomen is.
12 Toen stuurde hij een bode en bracht hem. Hij was rossig, had mooie ogen en was knap om te zien. De HEERE zei: Sta op, zalf hem, want deze is het.
13 Toen nam Samuel de oliehoorn en zalfde hem te midden van zijn broers. En de Geest van de HEERE werd vaardig over David vanaf die dag en voortaan. Daarna stond Samuel op en ging naar Rama.

Uitleg bij dit schilderij

In 1 Samuel 9 zalft de profeet Samuel Saul tot koning over Israël. Maar Saul blijkt ongehoorzaam aan God te zijn. Hij gedraagt zich niet als onderkoning onder God. Daarom wordt hij door God verworpen. ‘Omdat u het woord van de HEERE verworpen hebt, heeft Hij u verworpen, zodat u geen koning meer zult zijn.’ (1 Samuel 15 vers 23)
Daarna wordt Samuel in 1 Samuel 16 door God naar Bethlehem gestuurd om David, de jongste zoon van Isaï, tot koning te zalven. Isaï is een kleinzoon van Boaz en Ruth. Bethlehem ligt in het stamgebied van Juda. Juda’s vader Jakob had Juda gezegend met de volgende woorden: ‘De scepter zal van Juda niet wijken en evenmin de heersersstaf van tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en Hem zullen de volken gehoorzamen.’ (Genesis 49 vers 10) Nu wordt deze belofte van God vervuld in David: ‘Ik heb David, de zoon van Isaï, gevonden, een man naar Mijn hart, die alles zal doen wat Ik wil.’ (Handelingen 13 vers 22) Maar het is nog een voorlopige vervulling. Davids koningschap is een voorafbeelding van het koningschap van de Messias: Jezus, de Zoon van David (Mattheüs 1).
David is schaapherder. Hij wordt tot koning gezalfd om herder over zijn volk te zijn. De profeet Ezechiël profeteert (lang na Davids dood): ’Ik zal over hen één Herder doen opstaan en Die zal ze weiden: Mijn Knecht David. Híj zal ze weiden en Híj zal een Herder voor ze zijn. En Ik, de HEERE, zal een God voor ze zijn, en Mijn Knecht David zal Vorst zijn in hun midden. Ík, de HEERE, heb gesproken’. (Ezechiël 34 vers 23 en 24)
In deze profetie wordt de Herder David genoemd. Hiermee wordt bedoeld: een nakomeling van David, overeenkomstig de belofte uit 2 Samuel 7 vers 16: ‘Uw huis en uw koningschap zullen voor uw ogen voor eeuwig vaststaan, uw troon zal voor eeuwig zeker zijn’. Deze profetie wordt vervuld in Jezus, de Herder-Koning. In Johannes 10 noemt Jezus, de Zoon van David, zich de Goede Herder die Zijn leven geeft voor Zijn schapen. Zie ook Jesaja 40 vers 11. Jezus zal voor eeuwig regeren: ‘Hij zal groot zijn en de Zoon van de Allerhoogste genoemd worden, en God, de Heere, zal Hem de troon van Zijn vader David geven, en Hij zal over het huis van Jakob Koning zijn tot in eeuwigheid en aan Zijn Koninkrijk zal geen einde komen.’ (Lukas 1 vers 32, 33) Zie ook Jesaja 55 vers 4.
Jezus noemt Zich Davids Zoon en Heer: ‘En Jezus antwoordde en zei, terwijl Hij onderwijs gaf in de tempel: Hoe kunnen de schriftgeleerden zeggen dat de Christus een Zoon van David is? Want David zelf heeft door de Heilige Geest gezegd: De Heere heeft gezegd tegen mijn Heere: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden neergelegd heb als een voetbank voor Uw voeten. David noemt Hem dus zelf zijn Heere en hoe kan Hij dan zijn Zoon zijn? En de grote menigte hoorde Hem graag.’ (Markus 12 vers 35 tot 37)
Jezus noemt Zich de Oorsprong en Nakomeling van David: ‘Ik, Jezus, heb Mijn engel gezonden om bij u in de gemeenten van deze dingen te getuigen. Ik ben de Wortel en het Nageslacht van David, de blinkende Morgenster’. (Openbaring 22 vers 16)

Stel een vraag over dit schilderij

{{ errors.first("field_10") }}
{{ errors.first("field_11") }}
{{ errors.first("field_12") }}
{{ errors.first("privacy") }}
Download gratis de afbeelding